Ik kijk op mijn horloge. De werkafspraak loopt uit. ‘Shit, dit meen je niet’. Een vlaag van paniek gaat door me heen. ‘Heb ik nog wel tijd? Red ik het nog?’ Op de fiets naar huis bedenk ik of ik het etentje met vriendinnen vanavond kan afzeggen. Dan heb ik meer tijd, want anders lukt het echt niet om die training te doen vandaag.
Wanneer ik denk aan een verslaving, lijkt dat altijd heel destructief te zijn. Alcohol en drugs bijvoorbeeld. Het zijn beide voorbeelden van giftige middelen. Het is nooit goed voor je lichaam. Maar verslaafd aan sport? Dat is toch gezond? Overal lees je over de voordelen van sport. Het is goed voor de gezondheid, de meeste mensen zouden het meer moeten doen en er wordt in de maatschappij (bijna) nooit negatief over gesproken.
Toch kan sporten ook obsessief worden. En over deze keerzijde lees ik bijna nooit iets. Toen ik merkte dat het hardlopen en wielrennen steeds meer een negatieve invloed op mij had, was Google mijn beste vriend. Iedere dag zocht ik tevergeefs naar ervaringsverhalen. Hoe kan het dat ik de enige ben die niet meer zonder kan? Hoort dat er dan bij? Of ben ik gewoon gek?
‘Hoe kan het dat ik steeds een stem in mijn hoofd heb die zegt: je moet verder, sneller, langer? Hoe kan het dat ik het niet verdraag als ik niet kan sporten? Hoe kan het dat sporten belangrijker is geworden dan werk? Hoe kan het dat ik mijn vrienden liever niet zie, zodat ik in ieder geval een halve marathon kan lopen? Hoe kan het dat ik in paniek raak bij de gedachte dat ik een dag niet kan sporten? Ben ik verslaafd aan sport?’
Wanneer ben je verslaafd? Volgens Jellinek zijn er een aantal criteria:
- Vaker en in grotere hoeveelheden gebruiken (lees sporten) dan je van plan was.
- Mislukte pogingen om te minderen of te stoppen (met sport).
- Het verkrijgen of gebruiken van het middel (sport) en het herstellen van gebruik kosten veel tijd.
- Sterk verlangen om te gebruiken (sporten)
- Door gebruik (sporten) tekortschieten op het werk, school of thuis.
- Blijven gebruiken (sporten) ondanks dat het problemen meebrengt in het sociale of relationele vlak.
- Door gebruik (sporten) opgeven of sterk verminderen van hobby’s, sociale activiteiten of werk.
- Voortdurend gebruik (sporten), zelfs wanneer je daardoor in gevaar komt.
- Voortdurend gebruik (sporten) ondanks weet hebben dat het gebruik lichamelijke of psychische problemen met zich mee brengt of verergert.
- Grotere hoeveelheden (van sport) nodig hebben om het effect nog te voelen oftewel tolerantie.
- Het optreden van onthoudingsverschijnselen, die minder hevig worden door meer van de stof (het sporten) te gebruiken.
Als ik dit lijstje bekijk, kon ik heel wat afvinken. Het sporten had me in de greep. Ik had steeds meer nodig om me goed te kunnen voelen. Ook ging ik sporten, zelfs wanneer ik ziek was of pijn had. Verder voelde het sporten op een gegeven moment belangrijker dan werk of sociale afspraken. En uiteraard kreeg ik onthoudingsverschijnselen als ik niet kon gaan. Ik werd onrustig, paniekerig en voelde me helemaal niet goed. Ook al probeerde ik zelf wel te minderen of het minder belangrijk te maken, dat lukte niet (zonder hulp). Als ik dan zo naar het lijstje kijk, kan sporten inderdaad een verslaving worden. Misschien was ik dus echt verslaafd aan sport.
Natuurlijk maakt het niet uit wat voor label je er op plakt en of dat juist wel of niet kan. Het feit dat ik er ‘last’ van had, was erg genoeg. Of ik nou wel of niet aan de criteria voldoe. Of ik nou wel of niet verslaafd aan sport ben geraakt. Het belangrijkste was dat ik het erkende en op zoek ging naar goede hulp. Dat heb ik gedaan. Natuurlijk was ik bang. Want als je een alcohol- of drugsverslaving hebt, kun je toewerken naar een leven zonder alcohol of drugs. Dat is dan het ‘makkelijkst’ om clean te blijven, vermoed ik. Maar hoe zit dat met sport? Een leven zonder sport kan ik me niet voorstellen.
Dat is gelukkig ook niet nodig. Inmiddels ben ik heel ver in mijn herstel en kan ik zeggen dat bovenstaande criteria niet meer op mij van toepassing zijn. Ik heb een gezonde balans gevonden en ontzettend veel geleerd. De stappen die ik daarin heb gezet en heb genomen, zal ik uiteraard in de toekomst gaan delen. Het zijn voor mij hele waardevolle (levens)lessen. En ik geloof dat iedereen op een liefdevolle manier met sport om kan gaan. Ook als je gevoelig bent om hierin door te slaan of wanneer het soms een obsessie lijkt te zijn. Inmiddels heb ik mijn ”eigen” lijstje met criteria ontwikkeld. Want het lijstje van Jellinek is vooral gericht op middelen.
- Sport je dagelijks of meerdere keren per dag?
- Moet je sporten van jezelf en voelt het alsof je geen keuze hebt?
- Negeer je pijntjes, blessures of ziekte om te kunnen blijven sporten?
- Beleef je geen of weinig plezier aan sporten en bewegen?
- Ga je steeds vaker, langer of intensiever sporten of bewegen?
- Zeg je afspraken, feestjes of werk af om te gaan sporten?
- Gaat sporten voor alles en plan je alles om je sportactiviteiten heen?
- Neemt het sporten een belangrijk deel van je tijd in beslag?
- Lukt het niet om een langere tijd stil te zitten op een dag?
- Word je onrustig als je een dag niet kan sporten?
Ook hierbij geldt dat je misschien bij alles ‘ja’ kunt antwoorden en er helemaal geen last van hebt. Dat is heel fijn en ook helemaal prima! Misschien kun je enkel bij één vraag ‘ja’ invullen, maar is het lijden heel groot. In alle gevallen wil ik zeggen: als jij er last van hebt en er vanaf wilt, is dat erg genoeg en moet je dat serieus nemen! Gun het jezelf om te groeien, te leren en goed voor jezelf te zorgen. Dat ben je waard!
Is het voor jou herkenbaar? Mocht je vragen hebben hierover of met mij willen sparren, stuur me dan gerust een berichtje of reageer hieronder in een reactie!